Vrijdag 16 juni: Een soort van toeval
Op het terras van de koffiebar slaat de zon ongenadig neer, bezoekers installeren eigenhandig de parasols, een vader zucht tegen zijn kleuters dat er gezwommen zal moeten worden. Ik drink de tweede ijskoffie van het ijskoffieseizoen, het is een gewoonte die ik mezelf aanleerde samen met de dromenverklaarder op een bloedheet mediterraans strand.
Aan het tafeltje naast me zit een vrouw te lezen, het kan zijn dat ze aantekeningen maakt. Ze heeft een bieper voor zich liggen, ze wacht op haar koffie, warm of ijskoud. De bieper zwijgt. We zitten hier beiden, een meter en een jaar of tien tussen ons in, toch zijn we hier allebei op ons eentje beland op dezelfde plek op dezelfde ochtend in dezelfde vroegzomer, als we elkaar hadden gekend dan had het toeval geheten. Even overweeg ik haar aan te spreken, iets zegt me dat we wel meer delen dan dit terras en dit soort van toeval, toch doe ik het niet.
Er komt een kennis van de vrouw voorbij, een jonge moeder van twee kleuters, mijn buurvrouw wordt gegroet, men vraagt of ze morgen ook komt. Neen, antwoordt de leesster. Even blijft het stil, er volgt geen verklaring. Volgende week dan? Mijn buurvrouw laat nu zelfs de woorden achterwege, ze haalt enkel de schouders op. Even is het stil, de vriendin heeft deze situatie nog niet meegemaakt, dan vraagt ze haar dochter de vrouw te knuffelen, ze doen dat innig.
Elk vervolgt het eigen pad, de vriendin trekt de stad in met haar kinderen, naast me trekt mijn buurvrouw misschien een streep in haar boek, dan pakt ze de bieper op en gooit die hard op het tafelblad. De bieper zwijgt. Om ons heen drinkt men verder koffie, ik overweeg even haar aan te spreken, hier aan de oever van ons toeval, hier op dit terras op deze ochtend in deze vroegzomer, er is zo veel dat ik zou kunnen zeggen, toch doe ik het niet.