Vrijdag 8 december: Aalscholver
In de week waarin het echt winter werd, ging ik joggen langs het water, naar de uitkijkpost waar ik elke keer weer voorbij kom. Vaak vind ik het belangrijk dat de dingen zich herhalen of anders precies blijven zoals ze zijn. Het vroor al de hele dag, mijn lichaam werd opgenomen door de miljarden jaren oude waterkringloop, het dampte uit de Watersportbaan en bevroor ter plekke in de lucht, sloeg als smeltende sneeuw in mijn gezicht en liep langs mijn bilspleet terug naar de oever.
Het snot in mijn snor bevroor, ik dacht aan het verhaal in de krant. Twee Franse architecten hadden in de jaren negentig de opdracht gekregen om Bordeaux op te knappen, ze trokken naar het aangewezen pleintje, keken er zeer lang naar de petanquende oudjes en besloten vervolgens dat er niets verfraaid hoefde te worden, het was al mooi zoals het was.
Daaraan dacht ik, ik naderde de uitkijkpost waar ik al zo vaak voorbij ben gekomen. Het was in de jaren zestig of zeventig gebouwd voor de scheidsrechters die het overzicht op de Watersportbaan moesten behouden, misschien beslechtten ze dan een fotofinish of gaven ze een van de roeiers een rode kaart na een onbesuisde tackle, dan visten ze hem eerst uit het water en verplichtten ze hem vervolgens te gaan douchen.
Maar het uitkijkhuis heeft zijn beste tijd gehad, de metalen kozijnen zijn decennia lang afgeranseld door de wind die hier over het water giert. Toch heb ik me al vaak afgevraagd of het te koop zou zijn, of anders misschien te bewonen in een soort van antikraakregeling, dat alles op de verschillende momenten in mijn leven dat ik op zoek ging naar een nieuwe woonplaats. Ik zag me dan de betonrottende trap op stappen, het water aan mijn linkerkant, ik zou het huisje binnengaan op de eerste verdieping en sakkeren op de slechte isolatie en de kilte, daarna zou ik me toch in een deken wikkelen en voor de grote ramen gaan zitten, ik zou tevreden zijn, zo ver ik kon kijken niemand anders om me heen dan het water, voor en onder me enkel de futen die onderduiken en de aalscholvers die opstijgen, ik zou in slaap vallen bij het gieren van de wind. Misschien zou ik er wel een douche kunnen installeren, voor na het joggen.
Ik wreef de sneeuw uit mijn ogen en liep verder, ‘maybe we need more people who are okay with stumbling in the dark’, zo had de krantenjournalist zijn stuk over het ongewijzigde Bordeaux beëindigd, het was een citaat maar ik weet niet meer van wie precies, het ging alleszins hierom: dat we allemaal zo graag de dingen willen fiksen dat we soms vergeten dat ze goed zijn zoals ze zijn, en dat de enige oplossing er dan uit bestaat om er vooral vanaf te blijven.
Ik sloeg de bocht om, het zweet zocht zijn weg langs mijn ruggengraat. Sommigen proberen het al, het citaat in de praktijk brengen, ze stommelen in het donker, dat vertelt Instagram me dagelijks. Het toont me telkens weer filmpjes van blinde honden, labradors of Jack Russels, ze banjeren maar wat rond tot ze de lijfgeur van hun baasjes opvangen, dan barsten ze uit in dolle vreugde. Zij weten allang hoe het moet, anderen oefenen nog volop. Aan de Carrefour bijvoorbeeld, daar stuurde een vrouw met een zonnebril en een stok deze week haar geleidehond, ze waarschuwde hem in het Frans, pas op voor de borduur.
Het vroor al de hele dag en ik was nu helemaal opgenomen door het water in de lucht, het had mijn handschoenen en muts verzadigd, onder mijn kleren dampte het. Ik hield even halt bij het uitkijkhuis zoals ik dat al zo vaak gedaan heb, tuurde door het Heras-hek dat ik er nog niet eerder had zien staan, het hele huis was tot de grond afgebroken, er restten alleen nog funderingen en enkele strepen blauwe verf, wat verder steeg een aalscholver op.