Vrijdag 6 oktober: Waterlijn
In de week waarin ik een verrekijker deelde met de marathonloper, probeerden we het verleden te recreëren. Vier dagen eerder was er een zeehond gespot in een kanaal in Mechelen, intussen kon hij allang weer in de Schelde zitten of de Noordzee. Toch waagden we het erop, we voelden ons gesteund door de amateurfilosofie, ondanks een zee aan argumenten voor zijn afwezigheid viel zijn aanwezigheid niet met absolute zekerheid uit te sluiten, bovendien hadden we nooit eerder een zeehond gezien aan de oevers van een middelgrote Vlaamse stad.
In een bocht aan het Zennegat gooiden we onze fietsen neer, we keken uit over het slib en besloten dat dit wel een perfecte plek moest zijn voor een zeehond om wat om zich heen te kijken na het vangen van enkele palingen, zo had hij dat ook vier dagen geleden gedaan. We lachten om onze naïviteit, achteraf gezien was de kans altijd nihil geweest dat we hem daar zouden treffen.
Toen zwegen we, we doken in onze eigen verledens, de marathonloper merkte op dat de jongeren steeds jonger worden en dat we zelf dichter bij ons vijftigste levensjaar staan dan ons twintigste. Zo snel mogelijk telde ik het na, het was waar, we verwijderen ons steeds verder van het begin.
Deze week nog zong Spinvis een dubbel citaat, het ging ‘Je zegt: Alles is voor het eerst’, maar ik weet nu dat de tweede persoon in het lied loog, in werkelijkheid is het omgekeerd. Neem nu de stad waar ik woon, daar is alles opnieuw en opnieuw en opnieuw. Ooit is me verteld dat er onder Rome nog duizenden jaren aan oude Romes liggen, als prehistorische steenlagen. Net zo stapelen in mijn thuisstad de herinneringen zich op in tweede lagen en derde en vierde, alleen liggen die niet ergens diep onder de fundamenten begraven, ze wachten je op achter elke straathoek en ze zwijgen.
Daar, aan de rand van het Mechelse slib, bevestigde ik de rekensom van de marathonloper, vijftig was inderdaad dichtbij, het gebeurt steeds minder vaak dat dingen nog voor het eerst gebeuren. We lachten om onze naïviteit en vervolgden het turen naar de zeehond aan de rand van de waterlijn, hij lag wat om zich heen te kijken, wellicht na het vangen van enkele palingen.