Vrijdag 6 januari: Remmen
In de week waarin ik op één dag een jaar ouder werd, zong David Bowie op de radio, time may change me but I can’t change time. De tijd schakelde een versnelling hoger, Bowie bleef zingen en aan beide kanten van de wereld werd er een paus opgebaard, die van de katholieke kerk en die van het wereldvoetbal.
De tijd bleef versnellen, toch trok ik zoals elke dag naar mijn werk. Aan de lavabo van de mannen-wc’s, ik weet nog goed waar het gebeurde, bekeek ik de outfit van een jongere collega, ik verbaasde me over de mode die hij blijkbaar te volgen achtte, voor het eerst overviel me de afkeur zonder dat er automatische zelfcorrectie optrad.
Zo wellicht verloopt het verlopen van de jaren en het rijpen van de dagen. De wetenschapsjournalist nodigde me uit voor de lunch, hij meldde dat hij ooit voor een reportage vijftien keer op één dag zijn eigen stoelgang had moeten opeten, vervolgens maakte hij zich zorgen over de opkomst van de jeugd op de werkvloer. Ik antwoordde dat het me niet verontrustte, nog niet, het moet zijn dat ik postmodern gespleten ben, een oudere tussen de jongeren en een jongere tussen de ouderen, hopelijk dwingt men me nooit om er een reportage over te maken.
Op de terugweg naar mijn geboortedorp citeerde de krant een docent van een podcastopleiding, zijn studenten pitchen bijna alleen nog persoonlijke verhalen voor hun eindwerk, ze willen vooral hun eigen issues oplossen, het journalistieke is soms ver te zoeken. Hij vond het helemaal niet erg, corrigeerde hij zichzelf meteen, al vond hij het wel op het randje van navelstaarderig, want wat heeft de rest van de wereld daaraan, ach, het zal wel iets zijn van de jeugd, een nieuwe tendens die hij niet helemaal vatte.
Ik nam nog eens door wat ik de voorbije 52 vrijdagen opgeschreven had en vlak voor mijn neus kwam de tijd tot stilstand met krakende wielen en piepende remmen, ik grijnsde, het leek wel een soort van nieuwe tendens, misschien was ik wel jonger dan ik altijd al dacht.