Vrijdag 6 december: Knisperen
In de week waarin de chocolade van de best mogelijke kwaliteit bleek, sloop ik in het holst van de nacht de trap af. Het is zo dat de meeste mensenlevens het verhaal vertellen van magie die zachtjes uitdooft, hoe beter we de wereld denken te begrijpen, hoe doffer het smeult, tot we op een dag opstaan en er enkel nog wat rook kringelt, dan pas snappen we waarom er geen liederen bestaan over Pythagoras of Keynes.
Daarom moeten we uit alle macht koesteren wat er is. Zoals oeroude stammen en scoutsjongens doorheen de nacht het laatste vuur bewaken, zo lag ik om half vier dwars door het plafond naar het uitspansel te staren, ik gleed het bed uit en strooide snoepgoed en één enkele chocolade sint over de eettafel. Onder mijn wakende blik knisperde het wonder, vervolgens sloop ik op de toppen van mijn tenen terug naar boven, de ademhaling naast me klonk nog even regelmatig als voorheen.
Ik begrijp nu hoe raadsels gemaakt worden, bedacht ik in het dons, dat is helaas de eer van ouder worden, wij moeten waardig leren leven met het op één na mooiste.
Drie uur later ging het licht opnieuw aan in de woonkamer, de donkere winterochtend klotste nog tegen de ramen, op de tafel prijkten niet één maar vier sinten. Ik krabde me in de haren, wisselde een blik met de herderin en deelde mijn verwondering, ik vroeg of ook zij vannacht misschien de gloed had horen knisperen.