In de week waarin ik me afvroeg of ik het zou kunnen, sloeg ik het weekendmagazine open, er stond een fotoreportage in zwart en wit in, oude mannen hadden zich in theatrale pakjes gehesen om de Amerikaanse burgeroorlog na te spelen, ze hadden afgesproken ergens in een veld in Beieren, daar zouden ze het bloedige verleden laten herleven, ze wisten niet hoe hun geweren vast te houden, ze vochten op de meest ontwapenende manier denkbaar.
Ik sloeg het magazine toe, in een podcast discussieerden hosts over de gevaren van AI, misschien zullen de robots ons ooit inlijven. Zelf kan ik me niet opladen voor dat schrikbeeld, veel meer dan van de toekomst ben ik bang van het verleden.
Want in werkelijkheid torst het verleden geen buikje en draagt het geen operakostuums. Het heeft een duur maatpak gekocht en staat te rommelen aan de klink van de achterdeur, het roept door het kattenluikje dat het de toekomst is, het scandeert verhalen van één zin met een metrum, het grijnst dat we niet bang moeten zijn, toch niet van onszelf, dit is nu eenmaal wie we zijn, we waren het gewoon zeventig jaar lang vergeten.
Meer dan voor algoritmes en machine learning ben ik bang voor dat waar we toe in staat zijn als ons maar lang genoeg verteld wordt dat we deel uitmaken van een uitzonderlijk volk, maar dat we nooit hebben gekregen wat we verdienden, of erger nog, dat we het ooit hebben gehad maar dat het ons door de geschiedenis is afgenomen, bijvoorbeeld door duistere krachten of mindere volkeren.
(Nochtans liepen alle grenzen ooit anders, zagen alle vlaggen er ooit anders uit, was iedereen die nu op aarde rondloopt ooit een verliezer en nadien een winnaar, heeft hij gestolen en werd hij bestolen, zijn we allemaal bedelende miljonairs en kies je zelf wat je van al die herinneringen doorvertelt.)
Ik vrees de mannen die niets van dat alles vrezen, integendeel, ze laten zich in luxewagens door het puin rijden, ze stappen uit en beloven dat we de cyclus van het bloed kunnen doorbreken, dat de eeuwige overwinning ons wacht, de tijd is aangebroken waarin we voor altijd krijgen wat ons toebehoort zolang we maar bereid zijn om vandaag het ultieme offer te brengen, vervolgens glimlachen ze.
(Nochtans herinner ik me nog goed wat het verleden me beloofd heeft, hoe de televisie 31 jaar geleden aan stond, de grijze met een post die we niet konden nemen doordat een knop ingedrukt zat in het plastic. Op het scherm werden er handen geschud, mijn moeder juichte, ze legde me uit dat de legerdienst was opgeschort en dat ik nooit zou moeten vechten.)
Maar we zijn nu 31 jaar verder, de klink aan de achterdeur piept en het meest nog vrees ik het moment waarop men het me zal vragen, en het antwoord dat ik dan zal moeten geven.
Ik hoop van ganser harte dat je het niet hoeft mee te maken en nooit hoeft te antwoorden...