Vrijdag 27 januari: Materie
In de week waarin ik nogmaals Instagram opende, gingen de dingen weer kapot, of preciezer moet ik zeggen, de voorwerpen. Jaren geleden al besloot ik me niet te hechten aan materie, ik weet nog precies waar en wanneer, aan de Visserij plukte ik een graspol uit de zomerharen van het prachtige meisje dat ik jarenlang in stilte bewonderd had vanop de achterste rij van het auditorium, ze zei ‘alles gaat kapot’ en keek treurig, ik ben het nooit meer vergeten.
Het is waar, ooit breekt alles of gaat het anderszins verloren, de mooiste dingen eerst. De pannenkoekenplant die ik vorig jaar reanimeerde, laat sinds enkele weken zijn bladeren weer hangen. De muts waar ik een Noorse bergtop mee beklom, verdween. Het glaasje vanop de rommelmarkt aan de voet van mijn nieuwe appartement - ik zette het trots in mijn kast, dit was nu thuis - eindigde in scherven aan mijn voeten.
Alles gaat verloren, ten laatste wanneer binnen enkele miljoenen jaren de zon dooft en ten vroegste enkele dagen geleden al, ik hielp de tijd een handje, ik stootte het glas zelf uit het afdruiprek. Ik veegde de scherven bij elkaar en opende Instagram, een foto die ik jarenlang geleden al had opgeslagen voor momenten als deze, een jongeman heeft May everything you lose come to find you laten tatoeëren op zijn borst. Vervolgens stuurde ik een mailtje naar de hele werkvloer met de vraag om uit te kijken naar mijn muts.
Want ondanks alle goede voornemens lukt het me niet, ik blijf me hechten aan voorwerpen, ik blijf ook hopen dat ze terugkomen. Ik weet ook zeer goed waarom, ik heb de neiging om levens te enten op voorwerpen, oude en nieuwe, geleefde en gedroomde. Elke keer weer staar ik naar de scherven en prent ik mezelf in dat ik dezelfde blijf, het is in mij dat die vorige en volgende levens doorleven, niet in de bladeren van de plant en de draden van de muts.
Deze week verkondigde ik aan iedereen die het wilde horen dat ik de muts opnieuw zou bestellen, kordaat, ik zou korte metten maken met het treuren om materie, het zou precies dezelfde zijn van hetzelfde merk in dezelfde kleur. Niet dat ik mezelf geloofde, het zou niet dezelfde zijn, hoogstens eentje die erop lijkt, een vreemde die je in een flits voor je beste vriend houdt omdat hij op dezelfde manier praat.
Toch verkondigde ik het luid en duidelijk, ik liet mijn twijfel niet blijken, ik was nog niet uitgesproken of twee collega’s aan de koffieautomaat groetten me, ze vroegen of ik mijn muts al teruggevonden had.