Vrijdag 23 februari: Gogol
In de week waarin alles zich herhaalde, het ontluiken van de krokussen en de zon die voor het eerst weer opkomt boven de treinsporen, ontving ik een boodschap uit het verleden.
Zes jaar nadat ik mijn debuutroman vol postzegels had gekleefd en naar Rusland had opgestuurd, het is voor zover ik weet het enige exemplaar dat er circuleert, sloeg ik het boek open dat ik in ruil terugkreeg. Ergens op de vlakten van Patagonië had de Russische reisgenoot beloofd dat ze het beste van haar land zou terugzenden.
“Ik zou The Government Inspector eerst lezen”, zo luidde de boodschap uit het verleden, in het Engels. Ik bladerde naar de satires, ik las over manshoge neuzen die grote sier maken in de stad, over een kunstenaar die een deal met de duivel sluit en, ten slotte, over een man die een heel dorp doet geloven dat hij een belangrijke zendeling is van de regering, uiteindelijk huwelijkt de burgemeester zelfs zijn dochter aan hem uit. Ik grijns, het resoneert, het doet pijn, ik weet niet waarom. Enkele van de grootste bedriegers die ik ken, vertrouwden me toe dat ze met imposter syndrome kampen, vervolgens bestelden ze nog een glas wijn, sindsdien vraag ik me op tijd en stond af of ik misschien een van hen ben, voorlopig heeft nog niemand me zijn dochter aangeboden.
Ik bleef verder lezen, even was ik weer in het Patagonië van zes jaar geleden, het was nog niet in me opgekomen om op te zoeken of Gogol misschien in Oekraïne geboren was. Toen sloeg ik het boek dicht, ik grijnsde nog één keer, in Gent rook de winter naar de lente en de tropische plant op de boekenkast verloor een blad.