Vrijdag 20 januari: Basisonbereikbaarheid
VRIJDAG 20 JANUARI: BASISONBEREIKBAARHEID
In de week waarin de bus halt hield aan Brussel-Centraal, leerde ik dat slechts vier tot vijf procent van alle Oost-Vlamingen met het openbaar vervoer naar het werk pendelt, tien keer meer streekgenoten nemen de auto.
Zoals wel vaker verwonderden de cijfers me. Het is zo dat ik automobilisten grenzeloos bewonder, en al helemaal zij die erin slagen te houden van hun wagen. Zelf kruip ik enkel met tegenzin achter het stuur, ik ben te snel afgeleid, vooral kan ik me te goed voorstellen wat er slechts nodig is voor een dramatische afloop, iets futiels als een klapband of een zieke vogel of een nooit eerder opgemerkt zinkgat, geef mij daarentegen openbaar vervoer en ik toon u mijn krant.
Zo sloeg ik deze week de krant open op een achterbank van de MIVB. Het was avond, de vereniging van treinromantici en lijnbusbewonderaars had een lezersbrief geschreven, op een treintafeltje wellicht, ze betreurde dat de realiteit niet strookte met haar idealen. De cijfers uit Oost-Vlaanderen vielen enkel te verklaren doordat de Vlaamse regering stelselmatig de verkeerde prioriteiten stelt, fulmineerde ze, wel laadpalen voorzien om de 250 meter maar slechts een bushalte op 1 kilometer, niemand zal ooit z
over willen stappen, niemand zal ooit nog vertrekken naar zijn bestemming, laat staan aankomen, zo organiseert men de basisonbereikbaarheid.
Ik sloot de krant, ik bedacht dat ik nog kilometers verder zou stappen voor een bus naar de basisonbereikbaarheid, het klinkt als mijn soort van eindhalte. Ik dacht aan de wolvenman die ik die ochtend op de trein had getroffen, hij was op weg naar de Ardennen, hij had een koffie op het tafeltje gezet en verklaard dat ik weer plannen aan het afzeggen was, hij had het gemerkt, ik had zijn vaststelling beaamd.
Ik tuurde door het busraampje het duister in, in de stad regeerde de winternacht, ik zat helemaal alleen op de achterbank. Als ik ooit sterf, dat besloot ik toen en daar, dan kom ik terug als een lege trolleybus, eentje zoals deze, dat wordt vanaf nu mijn ideaal, 's nachts zou ik dan door de straten van Brussel kronkelen, ik zou nergens hoeven te stoppen en er zou ook niemand af moeten, alleen aan Brussel Centraal een rosse Oost-Vlaming met een mutsje, de vier tot vijf procent, de realiteit.