Vrijdag 19 april: Casino
In de maand waarin de bewoner van de ijzeren long stierf, werd ik aan de bushalte aangesproken door een zestiger met een bokserskop (categorie pluimgewichten). Het was avond, hij eiste een handdruk, ik heb niet de gewoonte boksers uit welke categorie dan ook iets te weigeren, uren later rook ik verschaald bier aan mijn rechterhand.
Lucas had 25 jaar bij de liberale partij gezeten, zo stelde hij zich ongevraagd voor, en met een onvaste veeg van de arm illustreerde hij het vervliegen van de tijd, “poef!”. “Lucske”, zo zou Jean-Marie Dedecker ooit gezegd hebben, “gij had allang in het parlement moeten zitten”, en ook dat als ze ooit aan Lucske zouden komen, Jean-Marie Dedecker ze hoogstpersoonlijk zou neerslaan.
Lucske vertrouwde me dat alles op plechtige toon toe, het was zeer duidelijk dat de burgemeester van Middelkerke nooit iemand heeft moeten neerslaan, toch niet omwille van Lucske.
De avond vorderde en Lucske bleek het neerbuigende soort van dronkaard, stelde veel tussenvragen en eiste ook een antwoord, ik moest bewijzen dat ik een waardig publiek was, bijvoorbeeld door mijn kennis van de woonplaats van Jean-Marie Dedecker of het casino van Middelkerke. Ik informeerde of hij ooit leraar was geweest, hij bevestigde dat dat inderdaad het geval was.
De bus arriveerde en Lucske wenkte me, ik wachtte tot hij naar binnen was gewankeld en stapte vervolgens op aan de andere kant. Ik sloeg de krant open, in de Verenigde Staten was een man gestorven die 70 jaar lang in een ijzeren long had gelegen, al die tijd was hij vanaf de hals af verlamd, alleen zijn hoofd kwam uit de machine. Voor zijn dood had hij een boek uitgetikt met een stok die hij in zijn mond klemde. Toen men hem vroeg waarom hij dat precies had gedaan, drukte hij zijn hoofd naar achteren in het kussen, vanuit zijn ooghoeken zocht hij de lens van de fotograaf, hij verklaarde dat je alles kan zijn wat je wil als je maar hard genoeg probeert.