Vrijdag 18 maart: Regels
In de week waarin alle regels werden opgeheven en iedereen werd vrijgelaten, stapten twee mannen het café binnen, recht uit de jaren tachtig, ze torsten hun jekkers en walrussnor en nektapijt met trots.
Ze schoven bij me aan, ik aan het raam en zij langs het gangpad, ik zat vast maar vond het niet erg, ik wees naar de schalen met dipsaus. De Snor pakte een cracker, een amateuristische slangenring getatoeëerd op zijn wijsvinger, ik moest hem uitleggen dat het rode biet was. Hij knikte, zette zijn zonnebril niet af, een vliegeniersmodel, het Nektapijt glimlachte welwillend.
Ik vroeg of ze elkaar al lang kenden, of ze misschien collega’s waren, de Snor wierp een veelbetekenende blik naar het Nektapijt en grijnsde, hij vond de rode biet lekkerder dan verwacht en nam een slok van zijn bier. Het Nektapijt glimlachte welwillend, het gesprek stokte.
Ik vroeg of ze van Gent kwamen, ik herkende het accent, de Snor zette zijn pint neer en vroeg of ik misschien van de politie was, dat ik zo veel wilde weten. Dan lachte hij. Ja, van Gent, maar al tientallen jaren geleden naar hier verhuisd. Het gesprek stokte opnieuw, het Nektapijt glimlachte welwillend.
De rode biet was lekkerder dan verwacht, verklaarde hij ten slotte, en dat hij mijn vader wel kon zijn. Ik vroeg hem hoe oud hij was. Hij zette zijn pint neer.
Het was een gewapende overval, tien jaar, en hij lachte weer. Ik vermoedde dronkenschap. Nektaptijt verborg zijn gezicht in zijn handpalm, ik begreep het, vrienden met slechte humor heb je levenslang.
De rode biet was lekker maar prikte een beetje in zijn keel.
Ik wilde nog iets vragen, over de vijf bollen op zijn hand bijvoorbeeld, maar iets weerhield me ervan, misschien omdat ik niet voor de politie werk, misschien omdat ik ooit een boek met Russische gevangenistattoos kocht, sindsdien weet ik dat vier bollen staan voor de muren en de vijfde voor de man, en ik heb wel tattoos maar niet op mijn handen.
Ik zei dat ik afgesproken had met vrienden waarvan er één zeer sterk op mij lijkt, ik sprak de waarheid.
Dagen later stapte ik de praktijk van mijn kinesist binnen, hij wees naar mijn mond, het was niet omdat mijn schouder al veel minder vast zat dat alles alweer kon, in deze ruimte golden de regels nog enkele weken. Ik verontschuldigde me en ging op de massagetafel liggen, naast me stond een grijze man met mondmasker en bankiersbrilletje en ik vroeg hem hoe lang we elkaar al kenden.