In de maand waarin de schrijver zijn afspraak in Amsterdam dreigde te missen, gaf hij een ochtendlijke rondleiding door een expositie die hem na aan het hart lag. Hij kende de kunstenares goed, zo begon hij, op een besneeuwde ochtend was hij naar haar hoeve geslipt, daar had hij een dood paard getroffen op de binnenkoer, vervolgens hadden ze bij het ontluikende licht urenlang gesproken over de kunsten.
Zo zwierf hij nu door het museum, in zijn zog een zwerm toeschouwers, hij verwees meermaals naar parallellen met zijn laatste roman, iets over de kunstenaar en zijn positie tegenover het goddelijke. Anderhalf uur lang werd er deemoedig gezwegen, immers de schrijver sprak. Niet alleen was hij een schrijver, in een vorig leven had hij ook het onderwijs gediend, zo doceerde hij, een jonge vrouw noteerde ijverig in haar schriftje.
Het is bijzonder: nu alle beelden bewegen, zijn de laatste lezers gelukkige vergissingen, onderwijzers spellen we dan weer zelf de les, toch wordt de schrijver nog steeds hoog geacht, allicht omwille van zijn toegang tot het hogere, het is een zeer klein deurtje en de scharnieren piepen, alleen hij past er nog in.
Het zou kunnen liggen aan deze generatie, we hebben niet zo veel behoefte meer aan verhalen maar als iemand ze vertelt, willen we wel nog gretig luisteren, dan herinneren we ons plots wat we besloten hebben achter te laten, het zilveren servies van onze grootouders en de cd's die we grijsdraaiden, we deponeerden ze in de bakken van de kringloopwinkel bij een man met weinig woorden.
Naar wie zouden we anders ook nog kunnen luisteren, wie wil ons vertellen wie we zijn en waarom we onszelf elke ochtend weer uit bed takelen? Onze leiders leiden ons enkel nog naar het geld dat er niet meer is (ze tonen ons beteuterd de plek waar het moet gelegen hebben, ooit lag het er nochtans zeker), onze kerken bouwen we om tot dure stadssupermarkten, de voorspellingen van Nostradamus bleken onrealistisch en Raspoetin hebben we in het hoofd geschoten en gedumpt in de Kleine Nevka-rivier, naar het schijnt zou je zijn enorme lid op sterk water nog wel kunnen bezoeken maar of dat waar is, weet ik niet, volgens Reddit is het een urban legend.
Daarom, denk ik, rest er ons niets anders meer dan de laatste mensen die nog willen spreken, grijzende schrijvers waarover we al hebben gehoord maar wier boeken we niet hebben gelezen, misschien jij wel maar ik toch zeker niet, toch luister ook ik graag, tenminste naar de professionele kadans in zijn stem, als wat hij vertelt niet waar is, dan klinkt het toch zeker zo.
Dat alles bedacht ik tot de schrijver geheel onverwachts een vraag stelde aan zijn publiek, ik stond op een meter van hem af toen de verhoudingen kantelden, het viel me op hoe dun zijn huid was geworden. Het bleef stil en het kan zijn dat ik me zijn teleurstelling inbeeldde, vervolgens excuseerde hij zich want de tijd drong, een taxi zou hem naar de hoofdstad van Nederland voeren, ook daar wilden de mensen graag luisteren, er volgde een welgemeend applaus. Zo ging het dat de auteur de expositie verliet, op zichzelf aangewezen zwierf zijn toehoor nog wat rond om ten slotte te verstuiven.
Ook ik trok naar de uitgang zonder mijn evenwicht te verliezen, daar trof ik de auteur, hij stond te morrelen aan het slot van een locker, daarin zat zijn mantel of wie weet zelfs een manuscript of wie weet zelfs het laatste sleuteltje tot de waarheid, zijn agent beende naar een suppoost, kon hij helpen, de auteur was de cijfercode vergeten en moest echt op tijd komen.
Oh schrijver met de dunne huid, ik wil wel gauw je laatste boek lezen....