Vrijdag 13 juni: Kat
In de week waarin ik een lesboek voor het eerst in 18 jaar nog eens uit de kast haalde, zoog ik het stof van de plank met kuisproducten, het lag er millimeters dik.
Daarna richtte ik me op de hoeken van het huis. Nog steeds duiken daar haren op van de kat die we een half jaar geleden weg brachten. Nog steeds wil ik me verontschuldigen, hem uitleggen waarom we die beslissing ooit namen en hoe moeilijk het ook voor ons was geweest, ook al hadden wij niet klaaglijk gemiauwd en vervolgens gekakt in de reismand.
Alle pogingen daartoe zijn tot nu toe echter moeizaam verlopen, zijn verwerving van het Nederlands verloopt traag, de student vertoont bijzonder weinig interesse in het lesmateriaal.
Ik vind sterkte in het besef dat velen me zijn voorgegaan. Jaren geleden vertelde een professor met grijze haren lesuren lang over goedbedoelende linguïsten in de jaren zestig, ze probeerden dieren mensentaal bij te brengen. Ze wilden met hen praten, maar hun zeldzame vorderingen met chimpansees en dolfijnen bleken na verloop van jaren meestal niet meer dan conditionering of zelfbegoocheling.
Misschien is de kat niet de student, bedacht ik terwijl ik de haren weg zoog en er weer nieuwe opdoken, misschien ben ik het die moet leren leven met de onmogelijkheid.
Misschien is het zo dat sommige dingen altijd onuitgesproken zullen blijven tussen mens en dier, bijvoorbeeld de redenen die we hadden, de keuzes die we maakten en de oplossingen die we bedachten, niet uitgesproken tegen onze huiskatten en misschien zelfs niet tegen onze menselijke dierbaren, tenslotte ben ook ik slechts een dier met een stofzuiger.