Vrijdag 10 juni: Mist
In de week waarin het nooit helemaal donker werd, beklom ik met drie vrienden de top van het land dat we bezochten. Hoe ver we ook liepen en hoe hoog we ook klommen, we raakten nooit verder dan vijf kilometer weg van de zee, ook de mensen die hier leven niet. Elk jaar trekken ze dan maar enkele honderden walvissen het strand op die ze vervolgens de kop afsnijden.
Het is er prachtig maar je moet goed kijken. Vanuit de fjorden rolt de mist elke ochtend de kliffen op om zich daar met de wolken te vermengen, net zolang tot alles wit is. De schoonheid is er dan wel nog, alleen kan je ze niet meer zo gemakkelijk zien. Dat is het ding met dit land, bedacht ik terwijl we naar boven wandelden, en dat is het ding met het voorbije jaar.
Maar het gaf niet, besloten we toen we met z’n vieren op de bergtop stonden, we hadden de tijd, we hadden regenjassen en mutsen aangetrokken en dronken net zolang koffie tot de mist in het dal terug naar zee rolde, uit mijn haren trok en uiteindelijk ook uit mijn botten. Onder ons opende de vallei zich, mijn reisgenoten wezen me met hun verrekijkers majestueuze vogels die ik tot nu toe enkel kende van natuurdocumentaires waarin ze pinguïnkuikens uit elkaar trekken.
De zon moet zich vergist hebben, ze bleef hangen en ik schonk de laatste koffie in de kop van de man die dertien jaar geleden onder mijn zolderkamer woonde, deze week deelden we opnieuw hetzelfde huis. Vervolgens volgden we onze voetsporen terug naar de auto aan de baai, het avondlicht brak op de bergen en alles was perfect te zien, het leek wel een andere dag, een ander seizoen, een ander jaar.
Het was prachtig maar je moest goed kijken. Achter het stuur van onze huurwagen besefte ik dat ik het was die zich had vergist, niet de zon. Het is niet het ding met het voorbije jaar en zelfs niet echt met dit land, het is het ding met alles.